Gemiddeld zitten er in elke klas 2 tot 3 beelddenkers, kinderen die een voorkeur hebben voor visueel leren. Bij hen is de rechterhersenhelft dominant. Ons basisonderwijs is talig en doet een groot beroep op verbale en auditieve vaardigheden. Daarom wordt informatie door beelddenkers niet goed begrepen of onthouden.
Beelddenken is ook ruimtelijk denken. Daardoor overziet een beelddenker snel het geheel en kan hij vlot een oplossing bedenken. Het onder woorden brengen van die oplossing is voor deze kinderen lastig. En dat terwijl het onderwijs juist analytisch is ingericht: er wordt gewerkt van het detail naar het geheel. Bijvoorbeeld: welke letter staat er? Welk woord kun je ervan maken?
Beelddenkers hebben op school moeite met bijvoorbeeld mondelinge instructies, (leren) lezen door het aan elkaar plakken van klanken, tafels leren door ze uit het hoofd op te zeggen enzovoort. Dit kan gevolgen hebben voor het zelfbeeld van het kind; het kan zich onbegrepen voelen of negatief denken over zijn eigen kunnen. Ouders zeggen nogal eens: ‘er komt niet uit wat erin zit.’
Bij de methode Ik leer anders wordt lesstof vertaald naar beelden. Woorden als woordbeelden (visueel) geleerd maar worden ook het cijferveld, de analoge en digitale klok en sommen als de tafels visueel opgeslagen. Ik ben gecertificeerd coach voor de training Ik leer anders en werk met een werkboek, concreet lesmateriaal en een computerprogramma om leerachterstanden weg te werken. In een intakegesprek kijk ik of er aanleiding is om aan te nemen dat het kind een voorkeur heeft voor visueel leren.
Voor meer informatie: www.ikleeranders.nl en www.stichtingbeelddenken.nl